Is de nieuwe Ouigo Brussel-Parijs het einde van de “Tout TGV” ?
- baeyensp
- 28 dec 2024
- 7 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 2 feb
Al ligt ons hoofddoel bij Back on Track Belgium eerder bij langeafstandstreinen, we vinden dat we toch niet om de terugkeer van de klassieke, of “normalesnelheidstreinen” Parijs – Brussel heen kunnen. Sinds vorige vorige week rijden die drie keer per dag en voorlopig met een halte in Bergen, Aulnoye-Aymeries en Creil.
Historisch context
De as Parijs – Brussel – Amsterdam is altijd een van de belangrijkste spoorwegassen van Europa geweest. Het zuidelijk stuk Parijs - Brussel was ook de eerste verbinding tussen twee Europese hoofdsteden die tot stand kwam in 1846 en het was ook de eerste internationale hogesnelheidslijn tussen twee hoofdsteden, die grotendeels in dienst kwam in het voorjaar van 1996. Het stuk tussen het Henegouwse Antoing en Halle bij Brussel kwam iets later in dienst.
De vrije markt en de “Tout TGV”
Het was echter ook de as die pionierde in nog iets anders, veel minder opvallend: het was de eerste as in Europa die het fenomeen onderging dat men in Frankrijk “le tout TGV” noemt, en dat is niet uitsluitend positief bedoeld. De jaren 1990 waren jaren van politieke heroriëntatie: het Communistisch Blok stortte in, de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd omgevormd tot Europese Unie (EU) die nog nauwer samenwerkte en de meeste politieke partijen, ook te linkerzijde, zagen heil in meer marktwerking. De markt zou beter aan de behoeften van de consument kunnen voldoen dan een georganiseerd bureaucratisch apparaat. William Jefferson Clinton die in de VS voor de Democratische Partij verkozen was geraakt als president in 1992 kwam terug op zijn kiesbeloftes die meer sociale voorzieningen beloofden en zette in de plaats in op meer marktwerking en minder overheidsingrijpen.
Ook in Europa leefde het idee dat minder overheidsingrijpen een oplossing was voor instellingen die als versteend werden gepercipieerd, zoals de spoorwegen. De spoorwegen verloren meer en meer terrein aan de automobiel en het vliegtuig. In 1991 werd het startschot gegeven voor de liberalisering van de Europese spoorwegen, en wel met richtlijn 91/440 die een boekhoudkundige splitsing tussen infrastructuur en exploitatie oplegde, waaruit later de betalende rijpanden zouden volgen.
Van de TEE naar de Eurocité
Dat er wat moest gebeuren was duidelijk: de TEE die tot het midden van de jaren 1980 het vlaggenschip was van de verschillende samenwerkende Europese spoorbedrijven, was nog maar een schaduw van wat die was geweest eind jaren 1960. De TEE had enkel eerste klasse en er moest bijkomend nog een supplement voor betaald worden wat een serieuze hindernis vormde ten opzichte van de auto die nu door de aanleg van autostrades toch even snel was geworden. Daarop kwamen de samenwerkende Europese spoorwegen af met de Intercity en Eurocité/Eurocity die beide klassen vervoerden, toegankelijk voor alle lagen van de maatschappij. Wel hebben die ook nooit het imago van een TEE gehaald, hoewel Eurocités allen airco en een restaurant of minstens een bistro meevoerden. De tijdswinst ten opzichte van een TEE of een auto, als die er al was, was verwaarloosbaar.
Van de Eurocité naar de TGV
De TGV die in 1981 in Frankrijk gelanceerd was leek wél een oplossing voor het dalende marktaandeel van de spoorwegen. Het aantal reizigers op de as Parijs – Lyon was in één jaar tijd met zeventig percent gestegen na de indienststelling van de TGV. De beslissing om een heel net aan te leggen werd al meteen genomen en Londen en Brussel kwam direct in het vizier om als eerste aangesloten te worden op het Franse hogesnelheidsnet. In een later artikel bekijken we de ontwikkeling van het Belgische hogesnelheidstreinnet van naderbij, maar in elk geval was juni 1996 een scharnierpunt niet alleen voor de as Parijs – Brussel maar ook voor de hele Europese spoorwegen.
Het “Yield Management”
De TGV is technisch nogal verschillend van de klassieke trein: een van de opvallendste verschillen is dat TGV’s vaste stellen zijn, met een vaste “motrice” aan beide uiteinden van het stel. In het midden vormen de rijtuigen een nauwelijks loskoppelbaar geheel, in tegenstelling tot klassieke treinen waar men op drukke momenten gemakkelijk wat rijtuigen kon tussenvoegen. Bij de TGV bleef het aanbod dus hetzelfde, maar de vraag bleef schommelen, zeker in Frankrijk waar de vrijdag-en zondagavond alsook de maandagmorgen de drukste momenten van de week zijn.
Omdat het aanbod niet aangepast kon worden, had de SNCF een einde gemaakt aan de platte prijzenpolitiek van een bepaald tarief per kilometer: bij de TGV moest men op voorhand weten welke trein men nam en de prijs van het ticket fluctueerde al naargelang het moment. Op drukke momenten zoals vrijdagavond zijn de tickets gevoelig duurder dan op pakweg dinsdag. Dat om de mensen ertoe te aan te zetten om indien mogelijk hun reis te verleggen naar kalmere momenten. Dit systeem noemt men in het Engels “Yield Management”, of “marktprijzen” omdat de prijzen marktgevoelig zijn: stijgt de vraag, dan stijgt de prijs, daar waar men vroeger het aanbod ging uitbreiden door rijtuigen toe te voegen.
Aangezien de overheid zich niet meer met de prijs moeide kon Thalys ook hogere prijzen vragen. Doorgaans kostte een last-minute ticket Brussel – Parijs in Thalys evenveel als een TGV-ticket Brussel – Lyon, hoewel het maar de helft van de afstand was. Veel mensen wilden en willen gerust betalen om eens aan 300km/u te reizen, maar de budgetreiziger moest voortaan vooruit boeken, of werd later naar de autocar verwezen, een fenomeen dat anno 1996 nog nauwelijks bestond.
Politiek van de grote steden
Een tweede luik van het fenomeen van “le tout TGV” was ook dat het TGV-net radiaal op Parijs opgebouwd is, en dat er veel minder halt gehouden wordt tussen de grote steden. Op de hogesnelheidslijn ligt ook maar zelden een stad omdat de steden al volgebouwd waren en men er geen nieuwe, kaarsrechte spoorlijn door kan trekken. De hogesnelheidslijn werd aangelegd door de velden, ver van de bewoning. Daar waar vroeger sommige (niet alle) treinen Brussel – Parijs halt hielden in bijvoorbeeld Bergen, Aulnoye of St-Quentin, stopte de TGV, of Thalys zoals de TGV Parijs – Brussel ging heten (nu Eurostar), nergens. Wilde men naar een van noordelijke departementen in Frankrijk moest men ofwel eerst naar Rijsel, ofwel eerst naar Parijs om dan terug te keren, bovendien met een afzonderlijk ticket.
Met de jaren werd het internationaal ticketsysteem verder ontbonden en waren niet alle lokale Franse treinen nog boekbaar in België. Wou men vanuit Henegouwen naar pakweg Compiègne dan moest men ofwel met allerlei trage lokale treintjes of bussen de grens over, ofwel eerst naar Brussel, dan naar Parijs en dan weer noordwaarts. Dit maakte reizen tussen Belgische provincies en de noordelijke departementen bijzonder traag, oncomfortabel en lastig te boeken. De spoorwegen wonnen veel reizigers tussen Parijs en Brussel door de tijdswinst die de Thalys bood, maar ze verloren quasi alle reizigers ertussen, al is dat aantal aanzienlijk kleiner. Technisch waren de Thalyssen trouwens identiek aan TGV Réseau’s.
Dit fenomeen van “le tout TGV” heeft zich ondertussen over heel Frankrijk verbreid en is een heet politiek hangijzer geworden: de Franse spoorwegen SNCF hebben zo drastisch bespaard op lokale lijnen en zelfs op oude hoofdlijnen dat de snelheid erop serieus afgenomen is en de capaciteit ingekrompen moest worden. Vele lijnen werden gesloten omdat het onveilig was om er verder treinen op te laten rijden. De billetique is een puinhoop waar zelfs een kenner zijn weg niet meer in vindt. Voor ons voorbeeld Parijs – Brussel heeft het vooral gezorgd dat stadjes in Noord-Frankrijk op zichzelf terugplooiden, en dat Belgen uit het zuiden van het land minder naar Parijs gingen per trein.
Dit is de politiek van de grote steden : wie in een hoofdstad of metropool woont, mag heel makkelijk naar een andere grote stad reizen. Gewoon in de bus/tram/metro hoppen naar het station, en dan een TGV nemen, en in 1u22 geraakt men al in de hoofdstad van een andere land. Zo worden de grote steden steeds aantrekkelijker voor de maatschappijen, politiek, administratie, onderwijs, cultuur… en zeker voor de vastgoedmakelaars. Vastgoedprijzen zijn in deze TGV-steden heel fors gestegen, zelfs in Brussel begint men het te voelen. Maar terwijl de grote steden ervan profiteren, blijven de provinciale steden en streken achter.
Maar dit “Tout-TGV” model is niet onvermijdelijk. In Duitsland werd het hogesnelheidsnet anders ingeplant, met meer aandacht voor de kleinere steden die het geluk hadden zich op een ICE-as te bevinden. Zo ziet het treinaanbod in Duitsland er helemaal anders uit. Tussen de grote steden bestaan er verschillende mogelijkheden : snelle IC, trage ICE, snel ICE en extra-snel ICE Sprinter.
Hoe zag het Brussel-Parjis verkeer er net vòòr de TGV uit ?
Tussen Brussel en Parijs reden in 1994 een 11’tal treinen – dagtreinen – aangevuld met de nachttrein Amsterdam – Parijs die enkele ligwagens meevoerde, geen slaapwagen, en die afgeschaft werd in december 2000. De rapste dagtreinen deden 2:19’ over de rit daar waar de Thalys aanvankelijk het traject in 2 uur deed, later, toen het stuk tussen Antoing en Halle open ging, in 1:22’. Een uur tijdswinst dus. Er reden ook een vijftal treinen Parijs – Namen – Luik, waarvan twee eigenlijk nachttreinen waren die ‘s avonds in Parijs aan hun ritten begonnen, respectievelijk naar Berlijn/Hamburg en Koebenhavn.
Een stap terug naar de toekomst
Nu, met de herintroductie van de klassieke trein Parijs – Brussel komt er eindelijk weer een gemakkelijk alternatief voor de budgetreiziger. De trein stopt in Mons/Bergen Aulnoye-Aymeries en in Creil, met mogelijks nog een halte in Saint-Quentin in de toekomst. Bovendien zou de trein in de toekomst mogelijks ook nog in andere steden stoppen al is het nog niet duidelijk waar en wanneer. Het initiatief voor deze trein komt van de NMBS en de SNCF, zonder dat de Staat er zich mee moeit. Dat betekent: geen subsidie, en de trein moet winstgevend zijn.
Wij bij Back on Track Belgium zijn zeer blij met deze trein. We zijn blij dat de NMBS een (beperkt) commercieel risico neemt en haar internationaal treinaanbod uitbreidt. De trein is verre van perfect, hij is veertig minuten trager dan de oude klassieke trein tussen Brussel en Parijs, en vooral er is reservatieplicht en men gaat ook de Franse kant op met tarieven voor bagage. De billetique is dus helemaal niet geïntegreerd in een netwerk, en ook de naam EuroCity (waar meestal Ouigo wordt gebruikt), die vroeger een keurmerk was voor snelle treinen met airco en een restaurant, is ietwat bedrieglijk aangezien deze trein niks van catering aanbiedt. Toch juichen we deze trein absoluut toe. Hij is een grote aanwinst voor de Europese treinreiziger. Dank daarvoor NMBS en SNCF Ouigo.
(foto: NMBS)
Comentarios